Een werkgever is verplicht om een arbeidsongeschikte werknemer passend werk aan te bieden. De werknemer mag dit niet zomaar weigeren. Doet werknemer dit wel, dan dient de werkgever, na een waarschuwing, het loon te stoppen. Doet de werkgever dit niet, dan kan het UWV bij de WIA-aanvraag een loonsanctie opleggen. De loondoorbetalingsplicht van de werkgever stopt dan niet na twee jaar ziekte maar loopt nog door, meestal met in eerste instantie een jaar.
Bij het aanvragen van een WIA-uitkering door een zieke werknemer, beoordeelt het UWV onder andere of de werkgever voldoende inspanningen heeft geleverd om passende arbeid te vinden voor de werknemer. Heeft de werkgever zich hiervoor onvoldoende ingezet, dan loopt de werkgever het risico op een loonsanctie. Werkgever moet dan maximaal een jaar langer het loon van de zieke werknemer doorbetalen.
Maar ook de werknemer zelf ontkomt niet aan zijn plichten. De werknemer dient zich namelijk actief op te stellen bij zijn re-integratie. Dit betekent bijvoorbeeld dat de werknemer passende arbeid niet zomaar mag weigeren.
Artikel 7:629, lid 3, sub c van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een werkgever de loondoorbetaling stop mag zetten als de werknemer weigert passend werk uit te voeren. De werkgever moet dan wel eerst de werknemer waarschuwen dat hij het loon zal stopzetten als werknemer blijft weigeren.
Blijft de werknemer bij de weigering om het passende werk uit te voeren, dan kan de werkgever een loonstop opleggen voor de duur dat de werknemer het werk niet uitvoert. Doet een werkgever dit niet, zonder daarvoor een goede reden te hebben, dan kan het UWV een loonsanctie opleggen. De werkgever moet daarom de waarschuwing en de definitieve oplegging van een loonstop schriftelijk vastleggen en bewaren zodat de werkgever aan het UWV kan bewijzen dat hij er alles aan heeft gedaan om de werknemer passende arbeid te laten verrichten en zo mee te werken aan zijn re-integratie.